Karel Rossou

  

Voornaam:   Karel
Achternaam:   Rossou
Nationaliteit:  Nederland
Geslacht:  
Geboortedatum:   00-00-0000


Voornaam:   Karel
Achternaam:   Rossou
Nationaliteit:  Nederland
Geslacht:  
Geboortedatum:   00-00-0000

 

 Bevoegdheden

Professional 1939-1949





Uitslagen


Er zijn geen uitslagen opgenomen in ons bestand.

Ploegen



Memo(s)

Hoe zat dat ook weer?

Tilburg kocht zwarte kaartjes voor Rossou.

Karel Rossou werd begin 1973 begraven.

Zijn naam roept herinneringen op aan de glorieuze tijd van de Tilburgse clubwedstrijden, die voor uitverkochte banen werden georganiseerd.De belangstelling was soms zo groot, dat de toegangskaartjes zwart verkocht werden.

Karel Rossou!! Bij die naam herleeft een der aardigste periodes uit de baansport, de tijd van de zesavonden. Het slanke, goed gesoigneerde koppelracertje was bijna een kwart eeuw later,toen ik hem op Hertogstraat 13 sprak,een imposante aannemer, die nog steeds bij zijn ouders inwoonde. Met drie broers leidde hij toen het aannemersbedrijf. Zo af en toe vond hij met Valentijn en van Est de tijd om in jagerstenue hazen en konijnen het leven zuur te maken. Karel Rossou (1912)was toen ongehuwd en van beroep metselaar-tegelzetter.

"Mijn vader was wel een wielerenthousiast", vertelt hij, "maar ik moest eerst een vak leren. Dat was niet moeilijk, want thuis bezaten we toen al een aannemersbedrijf. De laatste jaren is vader, die een gezin van tien kinderen heeft grootgebracht, door een heupziekte gedwongen thuis te blijven. Hij kan zich, ofschoon hij een grote, sterke man is, nog maar moeilijk bewegen."

"Op 16-jarige leeftijd leerde ik pas fietsen. Een jaar later bezat ik al een race-fiets, die ik zelf in elkaar gezet had. Het voornaamste kenmerk daarvan was het "kromstuur".

"Weer een jaar later kreeg ik van mijn vader 'n echte wegfiets, waarmee ik als nieuweling voor Vitesse, gevestigd bij Jan de Haas, uitkwam. Als Pijnenburg niet meereed, waren de trainingsritten meestal voor mij. Een zware concurrent was Piet Vermeeren uit Oisterwijk, een kerel als een boom. En Kees Verhagen, die later als koloniaal naar Indië is gegaan, waar hij in 1942 tijdens de gevechten tegen de Japanners sneuvelde".

"Weet je nog dat Kremers je voor de eerste keer in de sprint versloeg?"

"Nou en of! Kremers heeft door die overwinning op mij moraal gekregen. Hij had natuurlijk ook kwaliteiten, wat later wel gebleken is. Die nederlaag was toch terug te voeren tot vòòr de wedstrijd door mij gemaakte fouten. Ik had die dag 300 kilometer moeten rijden om op tijd aan de baan van directeur Van Geloven te zijn.Indertijd had ik kennis met een van zijn dochters, zodat ik de verwijten over mijn late aankomst stilzwijgend over mijn hoofd liet gaan. Moe en bezweet nam ik gauw een bad om me te verfrissen. Ik bereikte natuurlijk een averechts resultaat".

"Toen ik in de sprintwedstrijden tegen Kremers moest uitkomen, had ik geen macht meer in mijn slap geworden spieren. Ik werd met een straatlengte geklopt. Pas in de koppelwedstrijd zou ik langzaam aan over die oververmoeidheid heenkomen. Louis van Geloven, de zoon van de directeur, met wie ik de koppelwedstrijd zou rijden, had ook die tocht van 300 kilometer gemaakt. Hij gaf vrij spoedig op, waarna ik Uiterwilligen als maat kreeg toegewezen. We kregen natuurlijk een ronde achterstand, maar wonnen toch met één ronde voorsprong. Die Uiterwilligen is tijdens de oorlog bij 'n bominslag op het Rosmolenplein om het leven gekomen".

"Na mijn nieuwelingentijd ben ik direct onafhankelijke geworden.Ik was toen een jaar of twintig.Er kwm een kink in de kabel.Tengevolge van een infectie in de darmen zou ik een jaar lang niet kunnen fietsen. Maar toen was het leed geleden. In één seizoen behaalde ik vijftig overwinningen in koppel- en persoonlijke wedstrijden. De sprintoverwinningen zijn daar niet bij inbegrepen. Dat is niet weinig! Het baanseizoen was vrij kort. Ik won twee keer per week met verschillende koppelgenoten. Ik heb immers met Heijenrath, Ketelaars, Van Helvoirt, Bakker, Hosmes en Van Ginneken gereden".

"Op nationale kampioenschappen bent U nooit uitgekomen?"

Voor koppelracers bestaat er geen kampioenschap. En als sprinter was ik het best in klassementsspurts. Ik was wel snel, doch in de zuivere sprint werd ik bovendien gehandicapt door mijn rechteroog. Daar is nu het licht uit verdwenen. Als kleine jongen moet ik dat oog geblesseerd hebben bij het ontploffen van een gasmeter. Ik heb er nooit iets van geweten, tot ik een "schietgeweertje" cadeau kreeg. Vader zag dat ik met het verkeerde oog dit stuk kinderspeelgoed richtte. En op zijn vraag waarom ik het andere oog niet gebruikte, moest ik antwoorden dat ik dan niets kon zien. De dokter kwam er aan te pas, maar er was niets meer aan te doen. Het oog is genezen, doch het littekentje in de pupil voorkomt alle licht. Later heb ik met de flobert en met het jachtgeweer links leren schieten.

"Waar heb je je mooiste wedstrijden gereden?"

Dat is moeilijk te zeggen. Aan het Jordaentje te Eindhoven bewaar ik de mooiste herinneringen. Ik heb op alle banen van Nederland wedstrijden gereden, dag-in, dag-uit. De wedstrijden op Jordaens waren het plezierigst. Ik heb nooit in de eerste plaats voor geld gereden. De sport was voor mij belangrijker. In Eindhoven heb ik een half jaar achter elkaar Zesavonden gereden. Van Jordaens ging ik naar 't Hert, vandaar naar de Zwaluw. En dan begonnen we weer van voren af aan.

Op de baan van Hendriks hebben wij, Bakker en ik, een Zesavonden gewonnen met 18 ronden voorsprong. Op de voorlaatste avond stonden we met drie ronden voorsprong aan de leiding. Een supporter meende daarover rare praatjes te mogen vertellen. Wij vonden 't schandalig. We hebben ons zelfs moeten inhouden om niet met twintig ronden voorsprong aan de leiding te komen. Tenslotte werd er een weddenschap afgesloten, dat wij de laatste avond vijftien ronden zouden "nemen". We hebben het gedaan ook.

Op Jordaens was altijd wat nieuws te beleven. Ik herinner me een amenblementskoers, die ik met d'Hooghe als koppelgenoot op die baan reed. Die Eindhovenaar had speciaal gevraagd met mij te mogen rijden, want zijn zuster ging trouwen. "Karel, gij moet dat ameublement winnen. Gij hebt het voor het zeggen".

Goed, maar gedurende de wedstrijd bleek dat we niet in staat waren een ronde uit te lopen. Pas in de laatste vijf ronden, toen er niet meer afgelost mocht worden, kon ik mijn slag slaan. Na afloop kwam d'Hooghe, die een gat in de lucht gesprongen had, naar mij toe: "Hoeveel moet dat ameublement kosten, Karel?" Voor 25 gulden heb ik het aan hem verkocht.

Gedurende een andere Zesavonden, die ik met Jaap Gerstjens, een zeer populaire figuur, zou rijden, kreeg ik het in mijn hoofd mijn maat van kop tot teen in het nieuw te steken. Van de 126 premies won ik er 96. Jaap was geheel aangekleed, zelfs het horloge ontbrak niet.

Dat was toch een mooie tijd. Op datzelfde Jordaentje, waar ik werkelijk favoriet was, werd in een van die wedstrijden, die ik er reed, 'n Duitse herder als premie aangeboden. Maar Karel moest geen hond, ik had er al een. Ik verloor die hond dus op het nippertje.

Die avond werden er vijftien honden als premie aangeboden, want Karel moest een hond hebben. Ik was niet zo goed, of ik moest tegen heug en meug in een hond winnen. Tenslotte legde ik me bij al die liefde neer. Om de zaak te completeren volgden er toen premies, bestaande uit een halsband en een riem!

In Rotterdan hen ik ook nog eens een wedstrijd gereden, die de moeite waard was. Jan Martens, mijn koppelgenoot, gaf na 25 ronden reeds op, waarna ik zonder rust te nemen de wedstrijd uitreed en bovendien won voor Suijker en Maagdenburg, die toch verdienstelijke baanrenners waren.

Op de piste heb ik honderden overwinningen behaald in de jaren, dat ik fietste. Ik kon veel wedstrijden rijden, omdat de heer Trommelen uit Dongen mij overal naar toebracht. Van mijn 23e jaar af ben ik bij deze familie kind aan huis geweest. Achttien jaar lang ben ik er gebleven. Zulks families zijn zeldzaam!

"Hebt ge ook nog op de weg gefietst?"

Een enkele keer: ik had teveel contracten op de baan. Maar in Bladel heb ik een wegwedstrijd gewonnen. Reijnen, Verstappen en ik had het peleton met nog 20 kilometer voor de boeg. Reijnen en Verstappen kregen een dot van een inzinking, terwijl ik nog fris was. Ze baden me om hen mee naar de eindstreep te nemen. We waren toch vrienden! De een greep zich vast aan de tube onder mijn zadel en de andere duwde ik vooruit. Toen er een jury-auto verscheen, was de pret afgelopen. Mijn collega's moesten loslaten of ik zou zelf gediskwalificeerd worden. De man met de hamer had hen zo onbarmhartig toegetakeld, dat zij in de laatste kilometers nog door het peleton werden ingehaald en voorbij gestevend"

"Tot hoe lang heb je gefietst?"

Tot de oorlog begon. In het seizoen 1946-1947 heb ik op de Vitesse nog een wedstrijd gereden met Van Gent. Ik had Van den Broek-Savelsberg uitgedaagd, die opnieuw aan de slag waren gegaan. Het peleton hebben we aan flarden gereden. Alleen Van den broek-Savelsberg en wij waren nog in de baan! Maar dat was alleen om aan te tonen, dat wij harder konden rijden dan die jongeren.
Als je me vraagt of ik er spijt van heb zoveel jaren gefietst te hebben, dan zeg ik uit de grond van mijn hart: nee. Ik heb mensen leren kennen! Als een jongen een vak kent en hij kan zich als wielrenner bedruip, laat hem dan fietsen. Het is de mooiste tijd van zijn leven.......

Jan Rossou

Fotoalbum Karel Rossou


  Afbeelding toevoegen